Terug naar school


Met een speciale bedanking aan Freinetschool: ‘De Regenboog’ en Klas Katrien. Bedankt om aan dit project mee te werken.
Daarnaast zou ik ook nog Tuur Van Boxem en Jamina Lasseel willen bedanken.

Samenvatting OLYMPUS DIGITAL CAMERA

In het jaar 1924 zal er veel veranderen voor Marcel, zoon van een streekboer. Nadat er steeds strengere controles komen op schoolverzuim, wordt ook Marcel verplicht om naar school te gaan. Aanvankelijk heeft de boerenzoon er erg veel zin in, maar na één schooldag denkt hij er toch al anders over. Zowel zijn klasgenootjes als de leerkracht heten hem niet echt welkom, en dat is nog zacht uitgedrukt…

Leerplicht

Officieel werd de leerplicht in België op 19 mei 1914 ingevoerd. (In Nederland gebeurde dat al in 1901). Mede door de wereldoorlog en het nog steeds toelaten van kinderarbeid, duurde het nog tot 1922 vooraleer deze wet effectief werd toegepast. Vanaf dan moesten de leerlingen verplicht van 6-14 jaar naar school gaan, tot de zogenaamde vierde graad. Dit betekende een streep door de rekening van veel gezinnen, die het geld van hun kinderen nodig hadden. De leerplicht maakte dus onrechtstreeks een einde aan de kinderarbeid.

Geloof

Ongeveer honderd jaar geleden was het katholieke geloof nog dominant aanwezig in de scholen. Elke morgen, bij het begin van de schooldag, en elke namiddag, aan het eind, werd er gebeden. Daarnaast maakten de catechismus en Bijbelstudie een belangrijk deel uit van het dagprogramma. Er werd veel belang gehecht aan de voorbereiding van de communie.

Gewoonten

Voor aanvang van elke schooldag werden er kinderen ingeschakeld om kolen uit het kolenkot te gaan halen om er de kachel mee warm te houden. Als de bel ging, moesten de leerlingen in twee rijen gaan staan. De meisjes stonden in de ene rij, de jongens in de andere; de kleinsten stonden vooraan, de grootsten achteraan. Men moest stil blijven staan met een rechte rug en gekruiste armen. De voeten moesten naast elkaar staan. Voor men de klas binnenkwam, moest men langs de leraar lopen en hem of haar groeten, pas dan mocht men de klas binnengaan. De meisjes groetten de leraar door een kleine buiging te maken, vergezeld van een ‘Goedemorgen juffrouw…/meester…. De jongens moesten eerst knikken met het hoofd en daarna de juffrouw of de meester groeten voor ze de klas in mochten.

De leerlingen moesten onmiddellijk in de goede houding gaan zitten: armen gekruist, rechte rug en voeten tezamen. Op voorgaande manier moesten de leerlingen de hele tijd blijven zitten. De leerlingen kwamen op klompen naar school. In de klas werden die klompen uitgedaan en liep men rond op dikke gebreide sokken. Vragen mochten gesteld worden. Als je een vraag had, moest je je rechtervinger opsteken, wachten tot de leerkracht je aanwees, recht gaan staan en vervolgens kon je je vraag stellen. Eindigen deden ze met: ‘Alstublieft meester…./juffrouw…’ Na de het antwoord van de leerkracht, moest de leerling: ‘Dank u juffrouw…/meester…’ zeggen.
De kinderen mochten nooit tijdens de les naar de wc, dit was enkel tijdens de speeltijd toegestaan.

Een dorpsschool

Er was maar één juffrouw of meester voor het hele dorp. Een school was tegelijkertijd ook een klas, want alle graden zaten samen in één lokaal. Alle kinderen van 6-14 zaten dus in dezelfde klas. De kinderen hadden maar twee paar kleren. Eén paar voor in de week en één paar voor in het weekend. Het spreekt voor zich dat kinderen vaak vuil naar school kwamen. Op dit de verstoppen kregen de meisjes een voorschort en de jongens een vestje. De schooltas was een houten bakje met een schuifdeksel. De scholen/klassen in de steden waren veel groter; in één klas zaten er minstens 30 kinderen. De grootste klassen konden wel 50 kinderen bevatten.

Belonen en straffen

Wie braaf was, kon bij de leerkracht ‘goede punten’ verdienen. Dat waren papiertjes waar ‘één goed punt’ werd opgeschreven. De zogenaamde ‘goede punten’ werden in de bank bewaard. Op het einde van de maand werden de punten op de puntenkaart geschreven zodat iedereen kon zien hoe goed je gewerkt had. De flinkste van de klas, met de meeste punten, mocht het engeltje zijn in de processie.

Wie stout was werd gestraft. In die tijd was er een spreekwoord dat zei: ‘Wie de roede spaart, haat z’n kinderen’. Als men gestraft werd, moest men nog steeds de meester of de juffrouw bedanken. De straffen varieerden van in de hoek staan tot stokslagen en aan de oren trekken. Ook een opsluiting in het kolenkot was een populaire straf. Maar er werden ook ergere straffen uitgedeeld. Wie ruziemaakte op de speelplaats of brutale antwoorden gaf, moest zijn of haar klompen nemen, met zijn/haar knieën in de klompen gaan zitten en blijven zitten met een rechte rug en gestrekte armen (naar boven). Soms moest de gestrafte ook nog een gewicht dragen.

Links schrijven was uit den boze. De linkerhand was namelijk de hand van de duivel, de rechterhand die van God. Wie toch met links schreef, moest een vuist maken met zijn of haar hand en werd met de stok geslagen.

Ezelsoren waren ook een populair middel om kinderen te straffen. De leerling die zich misdragen had, moest een dag met ezelsoren rondlopen zodat iedereen kon zien hoe dom hij of zij wel was.

Mensen die de hele tijd bleven babbelen, kregen de lange tong aangebonden. Iedereen kon dan zien dat je te veel gebabbeld had in de klas. In die tijd was er ook nog veel sociale controle. Dat wil zeggen dat iedereen die iets zag wat niet pluis was, het thuis ging vertellen. Een juffrouw of meester die ongelijk had, bestond niet. Meestal kreeg het kind dat gestraft was er thuis gewoon nog een straf bij.

Strafschrijven was ook een populaire straf. De gestrafte leerling moest dan een aantal keer (bijvoorbeeld 50) schrijven wat hij of zij niet meer mocht doen.

Noteren

Zo’n honderd jaar geleden werd er met een griffel op een lei geschreven. Een griffel is een soort pen waarvan de punt bestaat uit een zachte steen. Op een lei, een bordje van leisteen, kan me, dan krassen maken. Met een sponsje of een lapje kan men dan alles wegwissen als dat nodig is. De griffel werd in een geverniste koker bewaard.

Werkvromen

De leermethodes waren nogal eentonig. De leerkracht zei de les op en de leerlingen moesten luisteren. Aan groepswerk werd niet gedaan. De gangbare methode was die van het drillen. De leerkracht zei een zin of een weetje dat de leerlingen vervolgens meerdere keren moesten herhalen.

De jongens kregen soms andere lessen dan de meisjes. Als de meisjes huishoudkunde of handwerk kregen, werden de jongens weggehaald om gymlessen of houtbewerking te gaan volgen.

Varia

  • Kinderen van boeren konden tijdens het oogstseizoen een maand vakantie krijgen.
  • In het begin van de 20ste eeuw waren ongeveer evenveel juffrouwen als meesters.
  • Een eerste leeslesje in 1921 zag er ongeveer zo uit:

Aap

Een aap
een aap met een noot
Een noot van Wim
eet de noot maar op.
maar val niet van de goot.

 

  • Het middelbaar onderwijs was gescheiden. Er moet ook vermeld worden dat middelbaar onderwijs voor meisjes in die tijd nauwelijks bestond.

Bronnen

http://playback.fm/charts/top-100-songs/1914/ geraadpleegd op 25/04/2016
https://www.youtube.com/watch?v=IAZaHkQSxns geraadpleegd op 12/04/2016
https://www.youtube.com/watch?v=GHLWkw4WE1w geraadpleegd op 12/04/2016
https://www.youtube.com/watch?v=hpOuCg9WH3A geraadpleegd op 12/04/2016
https://www.youtube.com/watch?v=d2lZN47CEWI Geraadpleegd op 12/04/2016
http://www.npo.nl/vroeger-was-het-anders/13-01-2012/NPS_1197751 geraadpleegd op 12/04/2016

Gompel, D. v. (2006). Tien op tien en een kus van de juffrouw: de lagere school in Vlaanderen, vroeger en nu . Antwerpen: Standaard uitgeverij.