De zoektocht van Anastasia

De zoektocht van Anastasia – Extra info

Feiten

Koning Minos

Volgens de mythe was Minos een zoon van Zeus, de Griekse oppergod. Hij was ook koning van de eerste Griekse beschaving, die op Kreta gevestigd was. Deze beschaving werd logischerwijze de Minoïsche beschaving genoemd. Hij was de eerste leider die de Grieken kenden. Rond zijn figuur bestaan verschillende Mythes (zie Minotaurus). Exacte cijfers over zijn regeerperiode bestaan er niet echt, maar de eerste Griekse Stad: Knossos werd rond: 1700 v.C. gesticht.

Jeugd en school

In de Griekse oudheid was iemand van de leeftijd van 15 jaar al volwassen. Hij of zij was dan ofwel een vrije burger, ofwel een slaaf. Slaven werden echt op markten verkocht alsof ze een product waren. Opvallend was dat er zo goed als evenveel slaven als vrije burgers waren.
Vrouwen of meisjes mochten niet naar school gaan.
Slaven moesten werken voor iemand anders. De vrije mannen mochten een beroep kiezen; meestal werd dat het beroep van de vader.
Vrije vrouwen bleven bij het gezin en deden het huishouden.

Goden

De tempels waren plaatsen waar mensen contact konden maken met de goden.
In het oude Griekenland waren dat er verschillende en elke god bezat een bepaalde eigenschap waar mensen dan beroep op konden doen als ze kracht nodig hadden.

Beknopte lijst van Goden:
Zeus: de oppergod.
Dionysos: God van het theater en de wijn.
Ares: God van de oorlog.
Appolon: God van de muziek en de poëzie.
Hermes: God van de handel en boodschapper van de goden.
Athena: Godin van de wijsheid en de kunst.

Handel

De bewoners van Kreta moesten handel drijven met het vasteland om de bevolking op het eiland van voldoende voedsel te kunnen voorzien. Kreta zelf was namelijk te klein geworden.

De mensen uit de oude Griekse beschaving deden nog een lange tijd aan ruilhandel, maar vanaf het moment dat er met munt betaald werd, sprak men van Drachme, halve Obol, Obol, Triobol…
Drachme staat voor ‘handvol’. In een Drachme gaan zes Obolen. De Drachme werd bij de onafhankelijkheid van Griekenland in de 19de eeuw terug ingevoerd tot de komst van de Euro daar een eind aan maakte.

De markt werd meestal midden in een polis (stadstaat) georganiseerd. Zo’n marktplaats werd een Agora genoemd. Men kon er allerlei producten kopen: olijfolie, kleien potten, sponzen, papier, voedsel (vlees en groenten).

Trojanen

De Grieken hadden heel wat vijanden; een van de bekendste waren de Trojanen.
Het Turkse volk werd vooral bekend door het paard van Troje; een mythe waarin de Grieken door middel van een groot houten paard de Trojaanse stadspoorten binnendrongen.
Aan de historische correctheid van deze gebeurtenis wordt sterk getwijfeld.

Olympische spelen

Het oude Griekenland is de bakermat van de Olympische spelen. De eerste editie werd in 776 v.C. georganiseerd. Aanvankelijk kregen enkel de volgende sporten aandacht: worstelen, hardlopen, discuswerpen, wagenrennen en speerwerpen.

De Olympische vlam is eigenlijk geen traditioneel Grieks gebruik. Het idee dateert uit 1928 en is afkomstig van de Nederlandse architect: Jan Wils. In 1936 op de spelen van Berlijn werd er een vlam aangestoken en een bijbehorende ceremonie bedacht.

Voordat de spelen begonnen, moesten de atleten een tweedaagse tocht naar Olympia (berg van de goden) afleggen om er te bidden tot Zeus om op deze manier moed en kracht te vragen voor de spelen.

Vrouwen mochten niet deelnemen. Er bestond wel een loopnummer voor vrouwen, maar dit was veel minder populair. Ze mochten zelfs ook niet gaan kijken, tenzij ze ongehuwd en maagd waren.
In tegenstelling tot de mannen moesten de vrouwen niet naakt deelnemen. Bij de mannen was dit immers wel verplicht.

De winnaars stroken veel eer op en werden echte volkshelden. Ze werden beloond met een olijfkrans, een kruik olijfolie en nieuwe kleren. Deze kleren strookten met de Romeinse klederdracht. Ze droegen lange gewaden die een Tunica/Tuniek en een Toga werden genoemd.

Het amfitheater

Enkel mannen mochten rollen voor hun rekening nemen. Vrouwen waren niet echt welkom als publiek, want de zogenaamde tragedies vond men te schokkend en de komedies vond men dan weer te ordinair voor vrouwen. Mannen vertolkten hun rol telkens met expressieve maskers voor het gezicht.

Het Amfitheater was zo gebouwd dat de akoestiek tot bovenaan hoorbaar was.
Tegen de wanden werden soms decors geschilderd door theaterhulpjes om de voorstelling wat meer glans te geven. Achter de cirkel stond er soms ook een klein gebouw: de Skene. De Skene kan men vergelijken met de hedendaagse coulissen, waar de acteurs zich konden voorbereiden en omkleden.   Elke voorstelling werd ingeleid door een koor. Als dat nodig of gevraagd was, zong het koor ook in andere delen van het stuk alsook in pauzes.
Arme Grieken die de ingangsprijs echt niet konden betalen, mochten gratis naar binnen.